De internationale gemeenschap moet al het mogelijke doen om de opmars van de Islamitische Staat (IS) en de wreedheid waarmee deze opmars gepaard gaat, te stoppen. Dat zei Bram van Ojik vandaag in het Kamerdebat over IS. Wel benadrukte hij dat militaire actie tegen IS in alle gevallen gepaard moet gaan met een langetermijnprogramma van niet-militaire maatregelen.

“Waar genocide dreigt en waar misdaden tegen de mensheid plaatsvinden, kan en mag niemand werkloos toezien,” zei Van Ojik. GroenLinks steunt daarom de inzet van Nederland tot nu toe, en het initiatief van de VS om met een internationale coalitie op te treden tegen IS.

Sinds deze week lijkt de belangrijkste vraag daarbij ineens te zijn of Nederland wel voor die coalitie is gevraagd, en vooral: zo nee, waarom niet? Belangrijker dan of Nederland meedoet, is in de visie Bram Van Ojik de vraag wat de coalitie van plan is te gaan doen. Wat is de strategie – van de VS en van de andere deelnemers aan de coalitie – waarmee we denken de vestiging van een kalifaat te kunnen voorkomen?

Bij die strategie hoort uiteraard een goede onderlinge taakverdeling. Als Nederland daarin een rol kan spelen, dan hoort GroenLinks het graag en kunnen we daarover een weloverwogen oordeel vellen. Zoals we dat ook doen over de levering van scherfvesten en helmen – daar is GroenLinks vóór – en het vervoeren van wapens die andere landen beschikbaar stellen aan de Koerden. Daar maken we ons wel zorgen over.

GroenLinks kan en wil dus niet oordelen over een Nederlandse bijdrage aan de internationale coalitie, zolang we niet weten wat het plan is van die coalitie en welke rol ons land daarin krijgt toebedeeld. Bram van Ojik wilde daarom van het kabinet weten of er behalve van militaire actie, ook sprake is van een meer civiele strategie.

Welke strategie straks ook zal worden ontvouwd, in alle gevallen geldt dat militaire actie tegen IS gepaard moet gaan met een langetermijnprogramma van niet-militaire maatregelen, meent Van Ojik. “Het is naar mijn vaste overtuiging van belang dat de internationale gemeenschap zich voor de lange termijn committeert. IS kan misschien in drie jaar militair worden verslagen, maar als je de voedingsbodem voor dergelijk extremisme weg wilt nemen, dan heb je veel meer tijd nodig”.

Allereerst zal de internationale gemeenschap betrokken moeten zijn en blijven bij de opbouw van een stabiele, betrouwbare en representatieve Irakese staat, vindt Van Ojik. Er is sinds gisteren een nieuwe regering die op papier daarvoor de voorwaarden schept. Maar dat leek eerder zo. Van Ojik: “Nu komt het erop aan dat Irak ook in de praktijk bestuurd wordt op een manier die de eenheid bevordert en de diversiteit respecteert. Dat zal de voedingsbodem voor IS, voor zover aanwezig, doen verdwijnen.”

Nederland zou Irak daadwerkelijk behulpzaam kunnen zijn bij de opbouw van de instituties van de rechtsstaat, bij het daadwerkelijk naleven van mensenrechten, bij het bestrijden van corruptie en willekeur, en bij de verbetering van de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het openbaar bestuur. Natuurlijk is dat een zaak van lange adem. Daarom is een langdurig commitment ook zo essentieel.
 
Syrië is een verhaal apart. De opkomst van IS en het steeds verder uiteenvallen van de oppositie lijkt de positie van Assad onwillekeurig te hebben versterkt. “Dat kan niet de bedoeling zijn. Net als in Irak moeten we ook in landen zoals Syrië IS niet alleen acuut bestrijden, maar ook de voedingsbodem ervoor wegnemen,” zei Van Ojik. Dat is in Syrië nog moelijker dan in Irak. Hij hoopt dat het plan van Obama en zijn coalitie ook Syrië erin betrekt.

Van Ojik: “Net zo acuut als het stoppen van IS, is de leniging van de humanitaire ramp die zich in de regio voltrekt. Miljoenen vluchtelingen en ontheemden, slachtoffers van geweld die dringend medische zorg nodig hebben, gebrek aan essentiële voorzieningen zoals voedsel en water. En dat alles op een schaal die ongekend is, in een tijd dat er ook op zoveel andere plaatsen in de wereld behoefte is aan geld en goederen.”

"Wat kan, wat wil Nederland op dit terrein nog extra doen?" vroeg hij het kabinet. "Welke niet-militaire mogelijkheden zijn er om IS op korte termijn te stoppen? Kunnen we de financiering aanpakken? De geldstromen vanuit het buitenland, de illegale verkoop van olie, die dagelijks aan IS al twee miljoen op schijnt te leveren? Wat kunnen we nog extra doen om te voorkomen dat IS bewapend wordt? Ook dat soort vragen hoort in een alomvattende strategie tegen IS een plek te krijgen".

De inzet van geweld, als al het andere niet helpt, moet ook deel uitmaken van een alomvattende strategie. Van Ojik: “Ik zeg dat niet met plezier, maar wel met overtuiging. Waar genocide dreigt en misdaden tegen de mensheid aan de orde zijn, daar moet dit met alle beschikbare middelen worden tegengegaan.”

Bewapening van wie in de frontlijn staat hoort daar soms bij, maar is niet zonder risico, meent Van Ojik. De minister van Defensie heeft dat ook eerder in de Tweede Kamer erkend. Levering van militaire goederen moet zorgvuldig gebeuren, zo zei ze vorige week toen Van Ojik haar vroeg hoe je kunt voorkomen dat die wapens in verkeerde handen vallen. De levering wordt ter plaatse begeleid en gestuurd vanuit de VS, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. En luistert allemaal nauw, aldus de minister. Van Ojik vroeg de minister nu om iets concreter te zijn: wat kunnen we doen om te voorkomen dat de wapens die wij overvliegen in verkeerde handen komen, of voor iets anders dan het stoppen van IS worden gebruikt?