Omdat de Britse premier Cameron onredelijke eisen  stelde aan een herziening van de Europese verdragen, besloten de leiders  van de eurolanden begin december om een pact te sluiten met z'n  zeventienen, buiten het EU-raamwerk om. Met dat besluit kenden zij  Cameron een vetorecht toe dat hij helemaal niet bezat.
Ook in 1985,  op de Top van Milaan, streden de Europese regeringsleiders over een  verdragswijziging. Maar liefst drie van de tien EEG-landen wilden de  bestaande verdragen niet openbreken. Wat deed de voorzitter van de  Europese Raad? Hij bracht de kwestie in stemming. Het reglement van de  Raad stond dat toe. De tegenstanders, waaronder het Verenigd Koninkrijk,  werden overstemd. Premier Thatcher was woedend. Maar de Britse regering  verscheen wel aan de onderhandelingstafel. Want als je niet aan tafel  zit, sta je op het menu.
Binnen een half jaar werden alle lidstaten het eens  over een nieuw verdrag, de Europese Akte. Dit verdrag drong het  vetorecht terug en gaf het Europees Parlement meer macht. Het stelde  Europa in staat om, na jarenlange stagnatie, de reuzenstap te zetten  naar de interne markt. De doorbraak van Milaan staat mooi beschreven in  het boek De Passage naar Europa van Luuk van Middelaar.
De recente top in Brussel had kunnen verlopen zoals  die in Milaan, als de huidige leiders het lef hadden gehad van hun  voorgangers een kwart eeuw geleden. Als zij een simpel  meerderheidsbesluit hadden genomen, conform het EU-verdrag, was het niet  nodig geweest dat verdrag te omzeilen. Dan was Cameron behoed voor het  isolement dat de Britse belangen schaadt en de redding van de euro  bemoeilijkt.
De weerzin van de regeringsleiders tegen  meerderheidsbesluiten komt in een vreemd daglicht te staan nu het eerste  ontwerp van het Begrotingspact gepubliceerd is. Daaruit blijkt dat het  pact al in werking treedt als het door negen van de zeventien eurolanden  is geratificeerd. Er vindt dus een merkwaardige omkering plaats van de  Europese spelregels: waar de regeringsleiders geen meerderheidsbesluit  durfden te nemen bij de start van het onderhandelingsproces, voeren zij  een meerderheidsregel in aan de finish. Vanuit democratisch oogpunt is  dat bedenkelijk: nadat eerst het Europees Parlement buitenspel is gezet,  door de keuze voor een pact buiten de EU om, worden vervolgens de  nationale parlementen voor het blok gezet. Want ook een euroland dat  niet meedoet aan het pact wordt er wel degelijk door geraakt. Het  ontwerp-pact suggereert zelfs dat een land wordt uitgesloten van de  toppen van de leiders van de eurozone, als zijn regering het pact niet  ondertekent.
Zo dreigt het Begrotingspact de eurozone te splijten  in plaats van te versterken. Dat terwijl het pact al zo weinig  bijdraagt aan het beoogde doel van grotere begrotingsdiscipline. De  aanscherping van de sanctieprocedure voor begrotingszondaars rust op een  wankel juridisch fundament. Zij botst met de bestaande procedure van  het EU-Werkingsverdrag, dat voorrang heeft op het pact. Ook de rest van  het pact doorkruist of kopieert bestaande regels en afspraken. Daar  schieten we niets mee op.
Tegenover de cosmetische bijdrage van het pact aan  begrotingstoezicht staat een reëel gevaar voor de verdere Europese  integratie. De rol van de Europese Commissie wordt door de opstellers  van het ontwerp-pact zo minimaal mogelijk ingevuld, zeker waar het gaat  om het bredere economische bestuur van de eurozone. Dat voorspelt weinig  goeds voor de besluitvaardigheid, de transparantie en de democratische  controle van toekomstig Europees beleid. De door Nederland nagestreefde  supercommissaris voor economische en monetaire zaken, die verantwoording  aflegt aan het Europarlement, raakt uit zicht. De regeringsleiders,  Merkozy voorop, dreigen de macht naar zich toe te trekken, de Commissie  tot secretariaat te degraderen en het Europarlement te marginaliseren.  Zo wordt de dooie mus van het Begrotingspact een Paard van Troje voor de  Europese Unie.
Door top na top oude afspraken over  begrotingsdiscipline te recyclen, etaleren de regeringsleiders hun  onmacht tegenover de eurocrisis. Dat zien ook de financiële markten.  Daardoor verergert de crisis en valt de economie stil. Het is  contraproductief als alle eurolanden, sterk en zwak, zich gaan  vastbijten in bezuinigingen. Dan verdiept zich recessie en wordt elk  bezuinigingsdoel ingehaald door de economische krimp. Het redden van de  euro vraagt om moediger stappen, op korte termijn. Een groter noodfonds,  dat gevoed kan worden door de Europese Centrale Bank. Een  investeringsoffensief om de recessie te keren, met hulp van de Europese  Investeringsbank. Toekomstgerichte hervormingen in plaats van extra  bezuinigingen in de sterkere eurolanden, zoals Nederland. Een plan om de  handelsbalansen van de eurolanden meer in evenwicht te brengen. Een  steviger aanpak van het uit zijn voegen gegroeide bankwezen.
Een werkelijk stabiele muntunie is een zaak van  lange adem en kan niet tot stand gebracht worden zonder democratisch  debat. Niet voor niets staat in het EU-verdrag dat voor majeure  verdragswijzigingen een Conventie bijeen wordt geroepen: een forum van  regeringsvertegenwoordigers én (euro)parlementariërs, dat in het  openbaar de taboes bespreekt en doorbreekt. Zo ontstaat een kans om te  komen tot euro-obligaties, Europese belastingheffing en een sterker,  democratisch gelegitimeerd bestuur voor de eurozone. Zelfbewuste  volksvertegenwoordigers zouden een Conventie moeten eisen, in plaats van  zich neer te leggen bij een symbolisch en schadelijk pact.
Dit opinieartikel verscheen eerder op Joop.nl.